Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer een man of een vrouw zich afgescheiden zal hebben, belovende de gelofte eens [1]Nazireers, om zich den HEERE af te zonderen; 1. Het Hebreeuwse woord Nazir, geschreven met de letter zain, betekent een afgezonderde, te weten, van de wereld, om zich ganselijk tot de overdenking van goddelijke dingen en de waarneming van den heiligen godsdienst over te geven. De nazireers waren een figuur, die in Christus niet letterlijk, maar geestelijk vervuld is. Zie ook van deze Richt.13:5; Klaagl.4:7; Amos 2:11. Zij zijn te onderscheiden van degenen, die met de letter Tsade geschreven worden, en genaamd Natsareen, van de stad Natsareth, alzo ook de Heere Christus een Nazarener genoemd wordt, Matth.2:23, en de Christenen Nazareen, Hand.24:5. De nazireers nu waren tweeerlei: I. Die God daartoe expresselijk verkoos, gelijk Simson, Richt.13:5, en [zoals enigen houden] Johannes de Doper, Luk.1:15. II. Die door vrijwillige gelofte zodanige werden, van welken hier gesproken wordt.